Vijf tieners rennen verwoed naar een kelder. Ze barricaderen zichzelf binnen terwijl ze boven worden opgejaagd door een krankzinnige moordenaar. Het motief van de moordenaar is onbekend en de tieners vragen zich af waarom hen dit overkomt. Terwijl de moordenaar de wacht houdt bij de kelderdeur, beseffen de tieners al snel dat ze in de val zitten, aangezien de enige uitweg dezelfde manier is waarop ze binnenkwamen. Naarmate de gebeurtenissen zich ontvouwen, komen vragen over hun eigen gezond verstand aan het licht en wordt de werkelijkheid vervormd.