Het is 1964. De 19 jarige Freek kijkt gefascineerd om zich heen als hij met de veerpont de oversteek maakt naar Zeeuws-Vlaanderen. Het zuidelijke deel van Zeeland waar men een dialect spreekt wat hij niet machtig is. Hij is onderweg naar zijn Terneuzense vrienden Henk, Ko en Pol, middelbare scholieren en stuk voor stuk redacteuren van literair tijdschrift Stiletto. De Jongens gaan wekelijks uit in Terneuzens beruchte Jazzcafé Porgy & Bess en het is elke zondag weer een verrassing waar ze wakker worden. Wanneer de ouders van Freek op vakantie gaan, besluit hij dat het tijd wordt dat de Terneuzenaren eens naar zijn kant van het water komen. Dit aanvankelijk onschuldige feest mondt uit in wat een keerpunt zal zijn in het leven van de nog onervaren tiener. Opvoeding, taboe, geremdheid en conventie, slechts een aantal van de obstakels in zijn zoektocht naar zonde.