In een dorp op de helling van de berg Merapi bereidt Wening (80 jaar oud) zich voor op de hadj. Haar vertrek is deze keer lang van tevoren gepland, aangezien ze ook de pelgrimstocht van haar goede vriendin Darmi delegeert. Dit komt omdat Darmi de hadj niet zelf kan uitvoeren. Vlak voor de dag van vertrek houdt Darmi’s familie vast aan een ritueel van recitatie en gebed. Wenings echtgenoot Kusmin zorgt er echter voor dat Wening zich ongemakkelijk voelt als zij op pelgrimstocht gaat. Zal Wening ondanks de tegenstand van haar man de hadj nog steeds uitvoeren?