In Groningen spreekt André met Freek de Jonge, de eeuwige clown die wil sterven in het harnas. Een generatiegenoot die André én het Nederlandse cabaret voorgoed heeft veranderd. Samen rijden ze naar de Stadsschouwburg in Groningen, de stad die voor Freek als een warm bad voelt. Op de achterbank komen onder anderen Herman Finkers ter sprake. Freek schaart André overigens ook onder ‘de groten’. Degene die Freek als eerste inspireerde is Toon Hermans. Toon kon als geen ander spelen met het publiek, maar hoe deed hij dat precies? André is benieuwd hoe Freek zijn eigen stijl ontwikkelde. Daarna komt het gesprek op Danny Kaye, Freek heeft een scene van hem meegenomen. Andere inspiratiebronnen zijn Michiel Romeyn van Jiskefet en Eric Koller. Van laatstgenoemde roemt Freek zijn fantastische motoriek. Freek brengt nog echt het oude variété; visueel spektakel dat volledig op het publiek gericht is. Freek ziet ook veel buitenlandse sketches, waaronder Fawlty Towers met John Cleese.